Eerste kabinet-Thorbecke (1849-1853)
Thorbecke

Foto Sergey Galyonkin (CC BY-SA): Torbeckeplein in Amsterdam
Koning Willem III volgde in maart 1849 zijn vader op als koning van Nederland en groothertog van Luxemburg. Willem III had een grote hekel aan de ideeën van Johan Rudolph Thorbecke. Toch kreeg hij met deze vernieuwer te maken. Op 1 november 1849 trad het eerste kabinet-Thorbecke aan. Dit kabinet zou vallen over de commotie rond de Aprilbeweging.Binnenlandse Zaken
Johan Rudolph Thorbecke kon zijn ministers niet zelf uitkiezen en toen het kabinet regeerde werden de ministers voortdurend tegengewerkt door koning Willem III. De term premier of minister-president bestond nog niet. Thorbecke was minister van Binnenlandse Zaken. Hij was verantwoordelijk voor binnenlands bestuur, handel en nijverheid, landbouw, onderwijs, waterstaat, volksgezondheid en armenzorg.Aanteekening op de Grondwet
Johan Rudolph Thorbecke werd op 14 januari 1798 geboren in Zwolle. Hij studeerde in Leiden af in de letteren. Aan de Universiteit van Göttingen kwam hij in aanraking met het Duitse filosofische idealisme. Thorbecke werd in 1825 benoemd tot buitengewoon hoogleraar aan de Universiteit Gent. Na de Belgische Opstand in 1830 kreeg hij een aanstelling in Leiden. Thorbecke werd hoogleraar diplomatie en moderne geschiedenis. Aan de Universiteit Leiden gaf hij onder meer college over de Grondwet. Als gevolg hiervan schreef Thorbecke in 1839 'Aanteekening op de Grondwet'.Negenmannen
In 1844 vroeg de Tweede Kamer aan Willem II om een Grondwetsherziening door te voeren, maar dat weigerde de koning. Hierop namen negen Kamerleden het initiatief. Onder leiding van Thorbecke werden wetsvoorstellen ingediend om rechtstreekse verkiezing van de Tweede Kamer mogelijk te maken. Een andere eis van deze 'Negenmannen' was de door Thorbecke voorgestelde ministeriële verantwoordelijkheid. De koning verzette zich. Het voorstel kwam niet door de Eerste Kamer, die geheel door de koning was benoemd. De leden van de Eerste Kamer vonden dat de grondwetswijziging van de koning uit diende te gaan. In de troonrede van 1847 werden 27 wijzigingen van de Grondwet in het vooruitzicht gesteld, maar dat waren kleine veranderingen die het bestaande stelsel grotendeels in stand hield.1848
In 1848 ontstond onrust in Europa. In Frankrijk werd koning Lodewijk Filips van Frankrijk tot aftreden gedwongen. Hierna ontstonden ook in Berlijn onlusten. Willems dochter Sophie was getrouwd met de groothertog van Saksen-Weimar-Eisenach. Zij schreef haar vader brieven waarin ze schreef over het woedende volk en de rellen in Weimar. Door de slechte economische omstandigheden braken ook in Amsterdam en Den Haag kleine rellen uit. Koning Willem II besloot in te grijpen. Hij stelde een Grondwetscommissie samen onder leiding van Thorbecke voor het ontwerp van een nieuwe Grondwet. De commissie kwam snel tot zaken. De nieuwe grondwet werd op 3 november 1848 geproclameerd. Door de invoering van de nieuwe Grondwet kwamen er rechtstreekse verkiezingen en ministeriële verantwoordelijkheid. Bovendien werden de parlementaire rechten uitgebreid en werd de mogelijkheid van Kamerontbinding ingevoerd.Formatie
Thorbecke zou drie keer minister van Binnenlandse Zaken worden. Dit gebeurde pas na het overlijden van koning Willem II. Zijn zoon had weinig zin om met Thorbecke te werken, maar stelde hem in oktober 1849 toch aan als opvolger van Jacob de Kempenaer. Het kabinet van De Kempenaer had zowel de Grondwetsherziening als de monarchie door een kritieke fase geleid, maar viel uiteindelijk toen Willem III niet wilde praten over de wet op de Kroondomeinen. Thorbecke werd in Den Haag gezien als enige die voldoende invloed had in de Tweede Kamer om meerderheden te vormen, maar Thorbecke was wel de laatste die Willem III als eerste minister wilde zien. Thorbecke had zich in de Tweede Kamer steeds gemanifesteerd als een sterk figuur met uitgesproken meningen, maar hij stond niet bekend als liefhebber van de Oranjes. De formatie verliep stroef en duurde voor die tijd lang. Pas na een week of vier spraken Willem III en Thorbecke voor het eerst met elkaar. Het ging er nu vooral om wie op welk ministerie kwam te zitten. Koning Willem III had daarbij vooral aandacht voor de ministeries Oorlog, Marine en Koloniën. Bovendien wilde hij de ministeries voor Erediensten, protestant en katholiek, in stand houden.Torentje
Het eerste kabinet-Thorbecke trad op 1 november 1849 aan. Bij zijn rondleiding over het Binnenhof wees Johan Rudolph Thorbecke onmiddellijk het Torentje aan als werkplek. De daar zittende secretaris-generaal van het ministerie van Binnenlandse Zaken moest verhuizen. Vanuit deze kleine ruimte met goed uitzicht ging hij de toekomst van Nederland vormgeven. Thorbecke vond in tegenstelling tot zijn voorgangers, dat het ministerschap onverenigbaar was met een functie in de Tweede Kamer. Hij had dit graag geregeld in de Grondwet, schreef Remieg Aerts. "Dat was niet gelukt, maar zijn voorbeeld schiep wel een conventie die sindsdien algemeen gevolgd is." Op 13 november 1849 gaf Thorbecke in de Tweede Kamer uitgebreid uitleg over het formatieproces sinds 3 oktober. Thorbecke zou zich als minister van Binnenlandse Zaken intensief bemoeien met de aanstelling van burgemeesters. Kleine gemeenten konden beter worden samengevoegd, vond Thorbecke. Dit gebeurde in voorbereiding op de Gemeentewet 1851. Met deze wet verviel het wettelijke onderscheid tussen steden en dorpen en vervielen de laatste privileges van de steden, waaronder het heffen van poortgeld. Een jaar eerder was de Provinciewet tot stand gekomen. Deze wet legde de samenstelling, de verkiezing en de bevoegdheden van de Provinciale Staten vast. Het dagelijks bestuur kwam in handen van het college van Gedeputeerde Staten (GS). Zowel de Provinciewet als de Gemeentewet kwamen voort uit de Grondwet van 1848.Koning en minister

Nicolaas Pieneman: Koning Willem III, 1856 (detail)
Door de Grondwet kwamen ook de Kieswet en de Wet op het recht van enquëte tot stand. Het Kabinet-Thorbecke I was in de eerste jaren bijzonder productief, want daarnaast kwamen nog de Wet op het Nederlanderschap, de Muntwet, de Postwet de Scheepvaartwetten van Pieter van Bosse, een wet op het regentschap, de Onteigeningswet en de Jacht- en Visserijwet tot stand. De verhouding tussen koning en kabinet bleef desalniettemin gespannen. Willem III wond zich regelmatig op, vloekte en schold zijn ministers uit. "Regelmatig wilde hij ambtenaren of zijn raadsheren laten fusilleren," schreef Remieg Aerts. "De minister deed er intussen maar het beste aan wat naar Pienemans schilderij van de Slag bij Quatre-Bras te staren en de storm over zich heen te laten gaan." Een snedige opmerking kon de koning van zijn stuk brengen. Dan kwam hij tot even bedaren. Soms koos Willem III voor een kleine pesterij. Zo kreeg Thorbecke geen toestemming om de Wereldtentoonstelling in Londen te bezoeken om daar kennis te nemen van de ontwikkelingen op het gebied van de nijverheid.Vervangingen
Het kabinet-Thorbecke-I kon na de zomer van 1851 bijna geen nieuwe wetgeving meer goedgekeurd krijgen door het parlement. Alleen Thorbecke kreeg nog het een en ander gedaan. De andere ministers kregen bijna niets meer door het parlement. De minister van Marine, Engelbertus Lucas, kwam op 10 april 1851 ten val toen zijn voorstel voor het herstel van de sluis bij Willemsoord werd verworpen. Lucas werd uiteindelijk opgevolgd door James Enslie. De Kamer wees in februari 1852 ook de wet op de bebouwing rond vestingwerken af van Johannes Theodorus van Spengler, minister van Oorlog. Zijn wens om te worden ontslagen werd op 15 juli 1852 ingewilligd. In die maand vertrok ook de minister van Justitie. Johan Theodoor Hendrik Nedermeyer van Rosenthal zag zijn wetsvoorstel inzake de samenstelling van de rechterlijke macht en het beleid van justitie sneuvelen. Hij werd opgevolgd door Martin Pascal Hubert Strens. In augustus 1852 verwierp de Tweede Kamer met algemene stemmen een wetsvoorstel van Herman van Sonsbeeck tot goedkeuring van een verdrag met Frankrijk dat het kopiëren van wetenschappelijke en letterkundige werken moest tegengaan. Het liberale Tweede Kamerlid Pompejus van Zuylen van Nijevelt volgde hem op.Principiële afkeer
De koning had in 1852 al de Amsterdamse burgemeester gepolst of hij zin had om een nieuw kabinet te vormen, maar Gerlach Cornelis Joannes van Reenen voelde daar niets voor. "De koning had een diepgewortelde, principiële afkeer van Thorbecke en zijn kabinet, dat hij associeerde met staatsgevaarlijke, revolutionaire nieuwlichterij," schreef J.C. Boogman. "Het lijdt geen enkele twijfel dat Willem III gedurende heel de periode van dit ministerie-Thorbecke heeft uitgezien naar een goede gelegenheid om zich van hem en zijn kabinet te ontdoen." Deze gelegenheid kwam in 1853.Hollandse Zending
De Grondwet van 1848 had er voor gezorgd dat de kerken zich naar eigen wens konden organiseren en Thorbecke vond dat de ministeries van Eredienst eigenlijk afgeschaft hadden moeten worden. Koning Willem III had echter tijdens de formatie vastgehouden aan deze departementen. De hervormde kerk hechtte zeer aan de band tussen kerk en staat. De katholieken hadden Thorbecke gesteund omdat zij grote verwachtingen hadden. Vanaf de zestiende eeuw hadden de katholieken in Nederland niet meer de gebruikelijke bestuurlijke organisatie in bisdommen gehad. In plaats daarvan waren de overwegend katholieke provincies Noord-Brabant en Limburg verdeeld in de vicariaten Breda, 's-Hertogenbosch en Roermond. In de overige provincies was gemiddeld dertig procent katholiek. Dit gebied werd door de katholieke kerk aangeduid als de 'Hollandse Zending'.Verdeeld land
Vooral boven de grote rivieren ontstond onder katholieken de wens om tot een gebruikelijke katholieke organisatie te komen. Een aartsbisschop in Utrecht had hun voorkeur. De onderhandelingen tussen de Nederlandse staat en het Vaticaan begonnen in 1852. Martin Pascal Hubert Strens, de minister van Justitie, informeerde op 29 november 1852 de Tweede Kamer. Hij vertelde dat op termijn de instelling van een bisschoppelijke hiërarchie in Nederland verwacht kon worden. Verdere details werden niet gegeven, want de onderhandelingen liepen nog. Eind maart 1853 ontstond onrust in protestantse kringen, toen een bericht uit de Britse krant The Times werd overgenomen door Nederlandse kranten over een toespraak van paus Pius IX. Hieraan kunt u zien dat Nederland een gespleten land was, want een verslag van de pauselijke toespraak had op 7 maart 1853 al in de katholieke krant De Tijd gestaan. Dit was door de protestanten niet opgemerkt.Aprilbeweging
In zijn toespraak op 4 maart 1853 tot het consistorie van kardinalen had paus Pius IX gezegd dat in 'het bloeiend koninkrijk van Holland en Brabant' vijf bisschopszetels zouden worden ingesteld met een aartsbisschoppelijke zetel in Utrecht. De paus had in zijn toespraak de geschiedenis van de kerstening van Willibrord en anderen en de breuk in de zestiende eeuw met het Vaticaan aangeroerd, maar ook de regering en koning Willem III geprezen in hun streven om de kerkelijke organisatie te herstellen. Gesterkt door een latent antipapisme kwam de hervormde kerkenraad in Utrecht op 21 maart al met een reactie. Hierin werd koning Willem III gevraagd om zijn steun te onthouden aan de katholieke kerkorganisatie. Vanaf de hervormde kansels werd in heel Nederland opgeroepen om steun te verlenen aan deze oproep. "Het Utrechtse initiatief zwol aan tot een van de grootste petitiebewegingen uit de Nederlandse geschiedenis," schreef Remieg Aerts. In honderden brochures, pamfletten en artikelen werd opgeroepen om Nederland te beschermen tegen 'de inlijving in het rijk van Rome'. Thorbecke werd weggezet als een door de paus gekroonde jezuïetendienaar. Vooral in Utrecht nam de hysterie absurde vormen aan: katholieke werknemers werden ontslagen. Katholieke winkeliers kregen geen klandizie meer en moesten hun zaak sluiten. De godsdienststrijd was dankzij de Aprilbeweging weer helemaal terug.Petitie
Koning Willem III had net als de regering in het begin geen probleem gezien in de reorganisatie van het katholieke bestuur. Het vuur van de Aprilbeweging laaide op terwijl de Kamer met paasreces was. Het kabinet kwam niet met een reactie. Conservatieve politici suggereerden dat Thorbecke en zijn liberale ministers een geheim verbond met de katholieken hadden gesloten. De koning begreep dat het zijn populariteit zou schaden als hij zich niet achter de Aprilbeweging zou scharen. In april maakte Willem III zijn jaarlijkse bezoek aan de hoofdstad. Thorbecke stuurde verklaring naar de koning die hij zou kunnen gebruiken om afstand te houden van de opgewonden protestanten. Het herstel van de katholieke orde was grondwettelijk geregeld en geen zaak meer van de regering. In het Paleis op de Dam ontving de koning op 15 april een delegatie onder leiding van dominee Bernard ter Haar die hem de door meer dan vijftigduizend dan protestanten ondertekende petitie van de Aprilbeweging overhandigde. Willem bleek van mening te zijn veranderd. In een dankwoord vertelde hij dat de Grondwet hem al sinds 1848 een blok aan het been was geweest. De regering had hem "menige treurige ogenblikken" opgeleverd, maar op deze dag ervoer hij de hartelijke, kinderlijke liefde van zijn volk. De band tussen het Huis van Oranje en het vaderland werd nog hechter aangesnoerd, meende de koning, maar verder bleef hij vaag. Koning Willem III nam geen afstand van het herstel van de katholieke kerkorde.Val Thorbecke-I
Een dag later kwam de ministerraad in spoedzitting bijeen. Het kabinet wist dat de koning zich niet had gedistantieerd van het regeringsbeleid, maar de ministers vonden toch dat de koning zich iets te welwillend had opgesteld, vooral door te stellen dat de band met het Huis en Oranje door de petitie van de Aprilbeweging versterkt was. "Zo iets, Sire, mag, zelfs in schijn niet bestaan, het minst wel ten aanzien van een gelegenheid, waarin alle klassen van het volk levendig, ja hartstochtelijk belang stellen," schreef Thorbecke. Het volk mocht niet de indruk krijgen dat de koning hen steunde tegen het kabinetsbeleid. Met een Koninklijk Besluit op 19 april 1853 verleende Willem III ontslag aan vier liberale ministers. Johan Rudolph Thorbecke, Pieter van Bosse, Martin Pascal Hubert Strens en Pompejus van Zuylen van Nijevelt konden gaan. Zij werden vervangen door Gerlach Cornelis Joannes van Reenen, Floris Adriaan van Hall, Dirk Donker Curtius, Elisa Cornelis Unico van Doorn en Leonardus Antonius Lightenvelt. Het Kabinet-Van Hall-Donker Curtius ontbond de Tweede kamer. De verkiezingen leverden winst voor de conservatieven en de antirevolutionairen op. De grieven van de Aprilbeweging werden korte tijd later tot bedaren gebracht met de Wet op de kerkgenootschappen. Deze wet bevestigde nogmaals de vrijheid van godsdienst en de scheiding tussen kerk en staat. Joannes Zwijsen werd dat jaar de eerste aartsbisschop van Utrecht. Johan Rudolph Thorbecke zou zijn naam in 1862 weer verbinden aan een kabinet. Dat kabinet stond in het teken van het verbeteren van de infrastructuur. In die tijd werd het spoorwegnet uitgebreid en besloot men tot de aanleg van het Noordzeekanaal en de Nieuwe Waterweg.PS
Wie leest weet meer en begrijpt beter. In onze gewaardeerde nieuwsbrief staan veel tips en wetenswaardigheden over de geschiedenis en de cultuur van Nederland waar u echt iets aan heeft. Lees Door de Nederlandse Geschiedenis en Leven in de delta als u meer wilt weten over de geschiedenis van Nederland.Ontvang elke werkdag gratis geschiedenis per e-mail
Geschiedenis Nederland
Geschiedenis NederlandJohan Rudolf Thorbecke
Leestip
Een informatieve gratis nieuwsbrief over geschiedenis. Interessante verhalen over Historische Plaatsen, Kastelen, Kunst, Royalty, WO2 en Wetenschap.
Al twintig jaar een begrip bij liefhebbers
van geschiedenis en cultuur.
Mis niets ...
Neem nu een abonnement op onze
Gratis Nieuwsbrief
van geschiedenis en cultuur.
Mis niets ...
Neem nu een abonnement op onze
Gratis Nieuwsbrief
Geschiedenis Nederland
Leven in de delta is een aantrekkelijke geschiedenisbundel en een reis door de tijd en door Nederland. U ziet Nederland door de ogen van een liefhebber van geschiedenis: beleef het verleden van ons land aan de hand van opzienbarende feiten en mooie verhalen.Leven in de delta
Geschiedenis
Lees over de belangrijke episodes uit onze vaderlandse geschiedenis.'Door de Nederlandse geschiedenis' is een bundeling van de beste artikelen van Ruud van Capelleveen over de geschiedenis van Nederland.
Door de Nederlandse geschiedenis
Betrouwbare informatie kost veel tijd en geld, maar dankzij onze populaire producten heeft u op onze website toch gratis toegang.


